In 1796 werd een hypermoderne gevangenis gebouwd in Dublin: de Kilmainham Gaol. Het was zo vooruitstrevend omdat het een nieuw systeem toepaste: niet langer werden er tientallen gevangen in een grote zaal gestopt maar de gevangenen werden nu alleen in een kleine cel gezet. De cellen waren ijskoud, donker en er was geen contact met de andere gevangen. Iedere gevangene kreeg een kleine kaars waar hij of zij twee weken mee moest doen, waardoor de gevangenen bijna constant in het donker zaten.
Vanwege de grote hongersnood (The Great Famine) in het midden van de negentiende eeuw kwamen er veel meer gevangenen bij: mensen stalen voedsel of zorgden dat ze in de gevangenis kwamen omdat daar net genoeg voedsel was om niet dood te gaan van de honger. De gevangenis werd overbevolkt en in de krappe cellen die eigenlijk waren bedoeld voor een persoon, werd al snel bezet door een stuk of acht mannen.
De mannen werden gescheiden van de vrouwen en kinderen en kinderen werden op dezelfde manier berecht als volwassenen. De gedachte was dat als ze groot genoeg waren om een misdaad te begaan, zijn ze ook groot genoeg waren om te worden gestraft. De jongste misdadiger in de Kilmainham Gaol was slechts vier jaar oud. Het jongetje stal een stukje zilver om eten van te kopen.
Efficiënt executeren
De executies waren een grote publiekstrekker in de 19e eeuw. Er was nog geen Netflix of HBO en mensen trokken massaal naar de publieke executies. Groepen van duizenden mensen stonden voor de ingang van de Kilmainham Gaol om te genieten van het spektakel. Aan het balkon van de gevangenis hingen twee galgen en de ter dood veroordeelden werden met de strop om de nek van het balkon gegooid. Daar trappelden ze tot soms wel veertig minuten, voor ze eindelijk gestikt waren.
Omdat de groepen mensen uiteindelijk zo groot werden dat men ze niet meer onder controle kon houden, werden de executies niet meer in het openbaar gedaan maar binnen de gevangenismuren. In 1891 werd er een speciale executieruimte gecreëerd in de gevangenis en kwam er een “humanere” executiemethode: in plaats van een korte strop waar mensen langzaamaan werden verstikt werd er, aan de hand van de lengte en het geschatte gewicht van de gevangene, berekend hoe lang de strop moest zijn om ervoor te zorgen dat de ter dood veroordeelde een lange val maakte waarbij zijn nek direct brak en hij meteen zou overlijden.
Het was allemaal erg efficiënt ingericht: onder de executiekamer bevond zich de wasruimte en als iemand door de losse vloer was gevallen en overleden, kon men hem zo van het touw afsnijden, wassen en begraven.
Gevangene wordt president
De gevangenis is het meest berucht om de executie van 15 leiders van de paasopstand van 1916. Zij bezetten belangrijke gebouwen in Dublin, waaronder het postkantoor, en riepen de Ierse republiek uit. Uiteindelijk werden ze overmeesterd en in Kilmainham Gaol opgesloten.
In de periode 3 tot en met 12 mei 1916 werden de 15 leiders geëxecuteerd, binnen twee weken na de paasopstand. 14 leiders kwamen voor het vuurpeloton, werden geblinddoekt, en afgeschoten. Voor de zekerheid werd er van dichtbij nog een laatste schot door het hoofd gevuurd, zodat ze 100% zeker dood waren.
De vijftiende leider was al dodelijk gewond doordat een wond, die hij aan zijn been had opgelopen tijdens de opstand, was gaan ontsteken. Met een ambulance werd hij van het ziekenhuis naar de Kilmainham Gaol gereden. Omdat hij niet meer kon staan werd hij uit de ambulance getild en op een stoel gezet. Omdat hij zelfs niet meer in de stoel kon blijven zitten, werd hij vastgebonden zodat hij niet uit de stoel gleed. Vervolgens werd ook deze James Conolly doodgeschoten.
De gevangenis werd in 1924 gesloten nadat de laatste gevangene, Eamon de Valera, werd vrijgelaten. Hij werd later de president van Ierland.